Wat schaft de pot bij kruisspinnen in de stad en het platteland?

Je kan ze weer volop terugvinden tussen struiken, hoog gras, bramen en zelfs voor het raam of aan een tuinhek: de webben van de kruisspin! Vaak zit de spin geduldig middenin het web te wachten tot een prooi verstrikt geraakt in het web vooraleer toe te slaan en de prooi vliegensvlug te omwikkelen met zijde. In het Engels heet dit de "wrap-attack". Maar wat eten kruisspinnen zoal? En verschilt dit tussen stads- en plattelandsspinnen?

Uit vorig onderzoek weten we dat verstedelijking sterk negatieve effecten heeft op het voorkomen van insecten. Zo zijn er minder verschillende soorten (afname van de soortenrijkdom) en zijn er ook minder grote prooien zoals sprinkhanen (afname van de biomassa). Dit kan heel sterke effecten hebben op welke prooien de kruisspin te eten krijgt en dus van cruciaal belang zijn of kruisspinnen kunnen overleven in de stad. Daarom onderzoeken we wat kruisspinnen in hun web te pakken krijgen en of er een verschil is tussen de voedingskwaliteit aan prooien in de stad en het platteland. Hoe pakken we dit aan?

 

Waar onderzoeken?

We selecteerden 83 locaties op basis van een kaart (opgesteld tijdens het SPEEDY-project) die de verstedelijkingsgraad weergeeft in 27 gebieden (3 bij 3 km) in de regio’s Gent, Antwerpen en Leuven. Negen landelijke (groen gekleurd), negen half-stedelijke (geel gekleurd) en negen stedelijke gebieden worden onderzocht. Hierbinnen selecteerden we minstens drie locatie binnen dezelfde verstedelijkingsgraden. Hierdoor zullen we beschikken over observaties in verschillende regio’s met gelijkaardige verstedelijkinggraad en kunnen we het ganse spectrum van zeer natuurlijke omgevingen tot extreem verstedelijkte omgevingen onderzoeken.

 

We selecteerden 83 locaties op basis van een kaart (opgesteld tijdens het SPEEDY-project) die de verstedelijkingsgraad weergeeft in 27 gebieden (3 bij 3 km) in de regio’s Gent, Antwerpen en Leuven. Negen landelijke (groen gekleurd), negen half-stedelijke (geel gekleurd) en negen stedelijke gebieden worden onderzocht. Hierbinnen selecteerden we minstens drie locatie binnen dezelfde verstedelijkingsgraden. Hierdoor zullen we beschikken over observaties in verschillende regio’s met gelijkaardige verstedelijkinggraad en kunnen we het ganse spectrum van zeer natuurlijke omgevingen tot extreem verstedelijkte omgevingen onderzoeken.

 

Hoe onderzoeken?

 

Het is nogal moeilijk om iedere spin in de gaten te houden en zo te observeren welke prooien die vangt. Dat zou een enorm aantal mensen en veel tijd vragen (tenzij je met camera’s werkt en dat willen we trouwens in de toekomst uitproberen!). Hoe dan wel aan te pakken?

 

  1. Eerst proberen we een duidelijk beeld te krijgen van de prooien die rondvliegen op onze locaties. Daarvoor gebruiken we verschillende technieken: raamval, lijmvallen en handvangsten.

 Gelijkaardig aan een spinnenweb vangt een raamval vliegende insecten die tegen het “raam” vliegen en vervolgens in de onderste collector vallen of al vliegend in de bovenste collector gevangen worden. Deze insecten zullen worden geanalyseerd voor hun voedingskwaliteit. Hierbij zal het aandeel eiwitten, vetten en koolhydraten bepaald worden. Ook via handvangsten met een vlindernet worden potentiële prooien van de kruisspin verzameld. In plaats van een kleverig web, gebruiken wij gele lijmplaten (sticky traps) om de biomassa aan prooien op deze verschillende locaties te vergelijken. We verwachten namelijk kleinere insecten in sterk verstedelijkte gebieden te vinden.

 

 

 

Raamval (© Steven Goossens)

2. Door het gebruik van onze vallen en handvangsten kennen we dan wel de insectgemeenschap, maar dat zegt  nog niets over de kwaliteit van de prooi! Dit komen we te weten door de macronutriënten te bepalen. Dit zijn nutrienten waarvan de spinnen (en mensen trouwens ook) grote hoeveelheden nodig hebben om te kunnen overleven: Koolhydraten, eiwitten en lipiden.

 

3. Maar wat eet onze spin dan precies? Het is niet omdat het rondvliegt in de buurt van een spin dat het daarom ook in het web terechtkomt. Door de maaginhoud van de spin te analyseren komen we hier achter. Iedere prooi laat kleine stukjes DNA achter in het spijsverteringsstelsel van de spin. Deze stukjes DNA zijn uniek voor ieder levend organisme. Hierdoor krijgen we een unieke kijk op wat spinnen eten.  

 

Door deze verschillende technieken te combineren krijgen we een heel accuraat beeld van wat een spin eet en of dit verschilt tussen stad en platteland. Stay tuned voor de resultaten!