
Download the SpiderSpotter App for Android or IOS and help with your observations!
Binnen het SPIN-CITY onderzoeken biologen en burgers hoe en of spinnen zich kunnen aanpassen aan de stad. Want het leven in de stad kan een heuse uitdaging zijn, vooral voor spinnen! Zo is er minder geschikt habitat te vinden om webben te bouwen, zijn er minder en kleinere prooien en zijn steden warmer door het hitte eiland effect. Dit wordt veroorzaakt door materialen die de warmte absorberen, zoals beton, en de verminderde aanwezigheid van planten en wind in de stad. Bovendien is Vlaanderen, met 28,3 % bebouwde oppervlakte één van de meest bebouwde regio’s in Europa! Vanaf september 2019 kan je al met de SpinnenSpotter app spinnen fotograferen en webben meten en zo het effect van het leven in de stad op spingrootte, -kleur en webbouw onderzoeken. Op deze site kan je hierover nog veel meer info vinden!
Waarom Kruisspinnen?
Maar nu gaan we een stapje verder! Één van de meest interessante soorten om de effecten van urbanisatie op te onderzoeken is de kruisspin. Deze soort kan je terugvinden in meer natuurlijk gebied maar kan je evengoed ook middenin de stad ontdekken. Het lijkt er dus op dat ze zich succesvol kan aanpassen aan het leven in de stad en dus een winner te zijn in het urbanisatie-spel!
En waarom tellen?
Gaat het dan goed met de Kruisspin? Wel, we weten het eigenlijk niet helemaal zeker. Je hebt waarschijnlijk al gehoord van de “Insect Armageddon” waarbij grote dalingen gerapporteerd worden van aantallen insecten (al eens op gelet dat je nooit meer de platgedrukte insecten van je voorruit van je auto moet wegpoetsen?). Er bestaat slechts weinig lange termijn monitoring data voor spinnen. Met jouw kruisspintelling leren we dus niet alleen over stadseffecten maar komen we een heleboel te weten over hoeveel kruisspinnen er zijn, waar ze voorkomen en hoe klimaatseffecten zoals een hittegolf of een droge zomer invloed hebben. Dit heeft ook rechtstreeks gevolgen voor mensen, want kruisspinnen zijn essentieel in het onder controle houden van plaaginsecten! Minder kruisspinnen betekent dus meer vliegen en muggen!
Bovendien vragen we je ook om zowel overdag als ’s nachts te tellen want eerste resultaten wijzen uit dat kruisspinnen ook s’nachts actief kunnen zijn, misschien om zo te profiteren van prooien die aangetrokken worden tot artificieel licht of om te ontsnappen aan de hitte van overdag? Ga dus zeker ook ’s nachts kruisspinnen spotten met de zaklamp, een aanrader!
Hoe kan je deelnemen?
Tel alle kruisspinnen in jouw tuin die in het midden van hun web zitten, je kan zowel overdag als ’s nachts (na zonsondergang) tellen. De kruisspintelling wordt uitgevoerd op het “Mijn Tuinlab” platform, daar vind je alle info voor deelname!
Hoe kan je de kruisspin vinden en herkennen?
Het makkelijkste vind je de kruisspin door eerst haar web te zoeken, kruisspinnen maken grote, opvallende wielwebben in lage vegetatie zoals struiken, onderste takken van bomen, maar evengoed aan een hek of onder een dakgoot. Het duidelijkste kenmerk van de kruisspin is, zoals de naam doet vermoeden, de witte kruistekening op de rug. Op de flyer kan je nog andere kenmerken terugvinden.
Kan je de kruisspin verwarren met andere soorten?
Wel, het witte kruis op het achterlijf is een heel duidelijk kenmerk dat enkel de kruisspin heeft! Als je dus een wit kruis ziet, dan ben je zeker dat je een kruisspin gespot hebt!
In het donker kan je de spin soms niet zo goed zien en dan zijn er twee soorten die wel wat op een kruisspin kunnen lijken (deze soorten komen enkel 's nachts voor in het web): de Venstersectorspin en de Platte wielwebspin. Hier vind je meer info over hoe deze er uitzien!
Venstersectorspin is kleiner en zilver gekleurd en bovendien lijkt het alsof er een stuk van het web ontbreekt!
Platte wielwebspin is ongeveer even groot als een kruisspin, maar is meer egaal donker gekleurd en heeft, zoals de naam het zegt, een afgeplatte vorm.
Resultaten 2021, lees meer op het Natuurbericht!!
Je kan ze weer volop terugvinden tussen struiken, hoog gras, bramen en zelfs voor het raam of aan een tuinhek: de webben van de kruisspin! Vaak zit de spin geduldig middenin het web te wachten tot een prooi verstrikt geraakt in het web vooraleer toe te slaan en de prooi vliegensvlug te omwikkelen met zijde. In het Engels heet dit de "wrap-attack". Maar wat eten kruisspinnen zoal? En verschilt dit tussen stads- en plattelandsspinnen?
Uit vorig onderzoek weten we dat verstedelijking sterk negatieve effecten heeft op het voorkomen van insecten. Zo zijn er minder verschillende soorten (afname van de soortenrijkdom) en zijn er ook minder grote prooien zoals sprinkhanen (afname van de biomassa). Dit kan heel sterke effecten hebben op welke prooien de kruisspin te eten krijgt en dus van cruciaal belang zijn of kruisspinnen kunnen overleven in de stad. Daarom onderzoeken we wat kruisspinnen in hun web te pakken krijgen en of er een verschil is tussen de voedingskwaliteit aan prooien in de stad en het platteland. Hoe pakken we dit aan?
Waar onderzoeken?
We selecteerden 83 locaties op basis van een kaart (opgesteld tijdens het SPEEDY-project) die de verstedelijkingsgraad weergeeft in 27 gebieden (3 bij 3 km) in de regio’s Gent, Antwerpen en Leuven. Negen landelijke (groen gekleurd), negen half-stedelijke (geel gekleurd) en negen stedelijke gebieden worden onderzocht. Hierbinnen selecteerden we minstens drie locatie binnen dezelfde verstedelijkingsgraden. Hierdoor zullen we beschikken over observaties in verschillende regio’s met gelijkaardige verstedelijkinggraad en kunnen we het ganse spectrum van zeer natuurlijke omgevingen tot extreem verstedelijkte omgevingen onderzoeken.
We selecteerden 83 locaties op basis van een kaart (opgesteld tijdens het SPEEDY-project) die de verstedelijkingsgraad weergeeft in 27 gebieden (3 bij 3 km) in de regio’s Gent, Antwerpen en Leuven. Negen landelijke (groen gekleurd), negen half-stedelijke (geel gekleurd) en negen stedelijke gebieden worden onderzocht. Hierbinnen selecteerden we minstens drie locatie binnen dezelfde verstedelijkingsgraden. Hierdoor zullen we beschikken over observaties in verschillende regio’s met gelijkaardige verstedelijkinggraad en kunnen we het ganse spectrum van zeer natuurlijke omgevingen tot extreem verstedelijkte omgevingen onderzoeken.
Hoe onderzoeken?
Het is nogal moeilijk om iedere spin in de gaten te houden en zo te observeren welke prooien die vangt. Dat zou een enorm aantal mensen en veel tijd vragen (tenzij je met camera’s werkt en dat willen we trouwens in de toekomst uitproberen!). Hoe dan wel aan te pakken?
Gelijkaardig aan een spinnenweb vangt een raamval vliegende insecten die tegen het “raam” vliegen en vervolgens in de onderste collector vallen of al vliegend in de bovenste collector gevangen worden. Deze insecten zullen worden geanalyseerd voor hun voedingskwaliteit. Hierbij zal het aandeel eiwitten, vetten en koolhydraten bepaald worden. Ook via handvangsten met een vlindernet worden potentiële prooien van de kruisspin verzameld. In plaats van een kleverig web, gebruiken wij gele lijmplaten (sticky traps) om de biomassa aan prooien op deze verschillende locaties te vergelijken. We verwachten namelijk kleinere insecten in sterk verstedelijkte gebieden te vinden.
Raamval (© Steven Goossens)
2. Door het gebruik van onze vallen en handvangsten kennen we dan wel de insectgemeenschap, maar dat zegt nog niets over de kwaliteit van de prooi! Dit komen we te weten door de macronutriënten te bepalen. Dit zijn nutrienten waarvan de spinnen (en mensen trouwens ook) grote hoeveelheden nodig hebben om te kunnen overleven: Koolhydraten, eiwitten en lipiden.
3. Maar wat eet onze spin dan precies? Het is niet omdat het rondvliegt in de buurt van een spin dat het daarom ook in het web terechtkomt. Door de maaginhoud van de spin te analyseren komen we hier achter. Iedere prooi laat kleine stukjes DNA achter in het spijsverteringsstelsel van de spin. Deze stukjes DNA zijn uniek voor ieder levend organisme. Hierdoor krijgen we een unieke kijk op wat spinnen eten.
Door deze verschillende technieken te combineren krijgen we een heel accuraat beeld van wat een spin eet en of dit verschilt tussen stad en platteland. Stay tuned voor de resultaten!
Het SPIN-CITY project is heel geschikt om aan deel te nemen met een klas!
Dit burgerwetenschapsproject onderzoekt of spinnen zich kunnen aanpassen aan het leven in de stad door een kleinere lengte of een lichtere kleur te evolueren en door hun webben zo aan te passen dat ze kleinere prooien kunnen vangen.
Hiervoor nemen leerlingen foto's van spinnen met de SpinnenSpotter app en analyseren ze deze met de online tool waar ze de lengte en de kleur van de spin kunnen berekenen. De foto's worden genomen met het SpinnenSpotter kaartje dat dient als referentieobject. Deze kaartjes kan je voor de ganse klas bestellen en worden gratis via de post opgestuurd. Op deze manier kunnen de leerlingen een volwaardig wetenschappelijk project uitvoeren, van data-verzameling tot analyse!
Vanaf september 2021 hebben we aan SPIN-CITY iets extra's toegevoegd: een kruisspintelling! Leerlingen (en leraren uiteraard ook!) kunnen het aantal kruisspinnen in hun tuin tellen en zo ontdekken of er evenveel kruisspinnen in een stadstuin voorkomen als in een tuin in meer natuurlijk gebied. Bovendien kan je zowel overdag als s' nachts, met de zaklamp, kruisspinnen gaan spotten, een echte aanrader! Meer info vind je hier.
Wie?
SPIN-CITY is in de eerste plaats geschikt voor die leeftijden waarbij leerlingen met een smartphone kunnen werken (middelbaar onderwijs), maar kan ook gebruikt worden als basis voor een les over spinnen in kleuter en lager onderwijs.
Welke spinnen?
Hoewel we geïnteresseerd zijn in alle soorten spinnen, is de Kruisspin een ideale kandidaat om te onderzoeken:
Wanneer?
Het onderzoeken van Kruisspinnen heeft als voordeel dat deze soort het meest abundant is tijdens de herfst (september - oktober). Ideaal dus om deel te nemen aan het begin van het schooljaar!
Meer info, vragen en bestellen van de SpinnenSpotter kaartjes: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.!
1. Educationeel Pakket "Aan de slag met Spin-City in de klas" door Julie Goossens en Laure Van De Kerkhove (HoGent).
2. Eductioneel Pakket "De Spin" door Arne Devriese (Howest).
Kleur heeft heel wat functies, zo zijn de felle kleuren van mannelijke springspinnen een versiertruc voor vrouwtjes en is de bruine kleur van veel wolfspinnen een manier om zich te camoufleren. Maar wist je dat kleur ook een rol kan spelen in opwarmen en afkoelen? Het principe is simpel: donkere oppervlakten warmen meer en sneller op dan lichtere oppervlaktes. Dit komt doordat een donkere kleur meer licht absorbeert (een zwart gat absorbeert zo goed als alle licht), waardoor er warmte vrijkomt. Een lichtere kleur weerkaatst meer licht en blijft daardoor koeler.
De kleur van een spin is daarom heel belangrijk want spinnen zijn koudbloedige dieren, dat wil zeggen dat ze zelf geen warmte produceren en dus de temperatuur van de omgeving aannemen. Is het warm buiten, dan krijgen ze het warm. Is het koud buiten, dan hebben ze het, je raadt het al, koud. Het tegenovergestelde zijn zoogdieren, zoals mensen, wij hebben eigenlijk altijd een min of meer constante temperatuur. Een donkere spin zal dus meer opwarmen dan een lichte spin.
Maar hoe warm kan een spin het dan krijgen? Met de warmtecamera gingen we in juli op pad tijdens een hittegolf en we vonden enkele spinnen in de zon!
Tussen het gras vonden we Tijgerspin, die vlot 30°c Celsius haalt. Op een witte muur een Zebraspringspin die een wat hogere temperatuur had: 39°C. Deze soort wordt vaak teruggevonden op warme muren en voelt zich daar volledig thuis! Het record werd gebroken door een Platte Wielwebspin met een temperatuur van 43°C. Wat vreemd, want dit is eigenlijk een nacht-actieve soort die overdag niet te zien is. Dit vrouwtje verstopt zich normaal onder de dakgoot, waarschijnlijk werd het daar toch wat te warm en probeerde ze af te koelen in de open lucht. Het is duidelijk dat spinnen verrassend warm kunnen krijgen als de zon erop schijnt! Perfect om te onderzoeken of een lichte kleur kan helpen om koel te blijven!
Tijgerspin (©Bram Vanthournout, Danny Declercq)
Zebraspringspin (©Luc Regniers, Bram Vanthournout)
Platte Wielwebspin (©Paul en Marianne Wouters-Horemans, Bram Vanthournout)
Wel, dat kan je door naar de voortplantingsorganen te kijken! Bij een vrouwtje zit de epigyne aan de onderkant van het achterlijf. Bij een mannetje zitten er twee verdikte pedipalpen aan de voorkant van de kop.Die lijken op twee “bokshandschoentjes” en zijn meestal duidelijk zichtbaar! Zie je dus twee verdikte en verharde structuren aan de kop, dan is het zeker een mannetje. Een vrouwtje heeft ook twee pedipalpen, maar deze worden niet gebruikt als voortplantingsorgaan en zijn dus niet verdikt. P.S. De voortplantingsorganen bij spinnen zijn een heel belangrijk determinatiekenmerk en in veel gevallen vaak de enige manier om met zekerheid te kunnen zeggen welke soort het is!
Vrouwtjes (links) en mannetje (rechts). Boven: Kraamwebspin (Pisaura mirabilis, mannetje heeft nog maar één pedipalp en houdt een ingepakte vlieg als geschenk voor het vrouwtje in zijn kaken ((©Leo Vaes en André Hermans). Midden: Tuinwolfspin (Pardosa amentata, ©Richard Louvigny en Danny Declercq). Onder: Kruidhangmatspin (Neriene clathrata, ©Pierre Oger en Bert Pijs).
De burgers zelf zijn van allesbepalend belang binnen elk burgerwetenschappelijk project. Jullie observaties zijn cruciaal voor het Spin-City project en helpen echt te begrijpen hoe spinnen zich kunnen aanpassen aan het stadsleven! Bedankt daarvoor en blijf spotten!
Een team van biologen aan de Universiteit Gent is de drijvende kracht achter het Spider-City-project en de SpiderSpotter-app. Ze werken samen met experts van ARABEL (Belgian Arachnological Society) en Natuurpunt. Als je meer wilt weten over de mensen van Spider-City, neem dan een kijkje in onderstaande bio's! Voor de specifieke ontwikkeling van de app hebben we samengewerkt met SPOTTERON Citizen Science, wiens uitgebreide ervaring in citizen science ervoor zorgde dat de app gebruiksvriendelijk en soepel werkt!
Contacteer ons gerust op Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.!
![]() |
Bram VanthournoutBram Vanthournout is bioloog en onderzoeker aan de UGent bij de EON onderzoeksgroep (Evolution and Optics of Nanostructures). Hij bestudeert spinnen om evolutionaire vragen op te lossen. Zo onderzocht hij waarom sommige spinnensoorten meer vrouwtjes dan mannetjes hebben (spoiler: bacteriën die mannetjes doden maar vrouwtjes ongemoeid laten zijn de oorzaak). Momenteel onderzoekt hij of spinnen zich aan het stadsleven kunnen aanpassen door middel van kleur in het SPIN-CITY project. |
|
![]() |
Pieter VantieghemPieter Vantieghem werkt als laborant bij de Terrestrial Ecology Unit van de Universiteit Gent. Hij helpt bij het onderzoek van de eenheid zowel in het laboratorium als in het veld. Hij is een biodiversiteitsexpert met uitgebreide ervaring in het werken met vogels en allerlei soorten geleedpotigen zoals vlinders en motten, zweefvliegen en andere bestuivende insecten en spinnen. Als vrijwillige validator van vlinderwaarnemingen op de grootste biodiversiteitswebsite van Vlaanderen, waarnemingen.be, heeft hij ook een goede ervaring in het vertalen van wetenschap naar een breed publiek. |
|
![]() |
Katrien De WolfKatrien De Wolf is doctoraatsstudent aan Universiteit Gent, binnen de TEREC en EON onderzoeksgroepen. Binnen het SPIN-CITY project bestudeert zij de trofische en thermische adaptaties van de kruisspin (Araneus diadematus). Katrien is sterk geïnteresseerd in de diversiteit van insecten, waaronder solitaire bijen, nachtvlinders, muggen, loopkevers en heeft recent spinnen toegevoegd aan deze lijst! |
|
![]() |
Garben LoggheGarben Logghe is doctoraatsstudent aan Universiteit Gent bij onderzoeksgroep TEREC. Zijn FWO project, dat begeleid wordt door Dries Bonte en Dirk Maes (INBO), focust op connectiviteitsbehoud voor geleedpotigen onder klimaatsverandering. Dit betekent dat hij probeert te achterhalen of insecten en spinnen in staat zijn om de opwarming van de Aarde te ontsnappen door zich te verplaatsen naar koelere regio’s. Hierbij wordt er zowel gekeken naar de kenmerken van de soorten (grootte, mobiliteit, fecunditeit…) als de omgevingscontext waarin de dieren zich bewegen. Naast zijn onderzoek is hij ook in zijn vrije tijd zeer intensief bezig met spinnen, onder andere als vrijwillige validator op de website Waarnemingen.be. |
|
![]() |
Dries BonteDries Bonte is professor in ecologie en evolutie aan de Universiteit Gent. Hij leidt zijn onderzoeksgroep 'Spatial Ecology and Evolution' bij de Terrestrial Ecology Unit en is hoofdredacteur van Oikos - een tijdschrift voor synthese in ecologie.
|
|
![]() |
Matt ShawkeyIk ben professor aan het Departement Biologie van de Universiteit van Gent en leid de onderzoeksgroep 'Evolution and Optics of Nanostructures'. In deze groep bestuderen we de eigenschappen, mechanismen, ontwikkeling en evolutie van kleuren bij dieren. Hiervoor gebruiken we een verscheidenheid aan veld- en lab-gebaseerde technieken. Van bijzonder belang zijn kleuren die geproduceerd worden door sterk geordende nanostructuren, en/of van melaninepigmenten. Een nieuwe focus in ons labo ligt op de thermische eigenschappen van kleur bij dieren. |
|
![]() |
Koen Van KeerOp 4-jarige leeftijd begint Koen Van Keer (°1969), samen met zijn 4-jaar oudere broer Johan, met het verzamelen en bestuderen van spinnen. In de jaren 1980 worden de broers actief binnen de Belgische Arachnologische Vereniging ARABEL, waarvan Koen in januari 2004 secretaris wordt. |
|
![]() |
Natuurpunt vzw Natuurpunt Studie vzw |
|
![]() |
Mark Alderweireldt is ecoloog en taxonoom en werkt bij het directoraat Milieu van de provincie Oost-Vlaanderen en als gastonderzoeker bij de eenheid Terrestrische ecologie van de Universiteit Gent en het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren. Zijn onderzoeksthema's betreffen biodiversiteit, toegepaste ecologie, taxonomie, zoögeografie, bio-indicatorwaarde, ongediertebestrijdingspotentieel en natuurbehoud in verband met spinnen en andere belangrijke taxonomische groepen zoals loopkevers en myriapoden. |
|
![]() |
Lynda Beladjal is een doctoraal taxonoom en ecoloog aan de Universiteit Gent binnen de onderzoeksgroep Terrestrische Ecologie. Haar onderzoeksinteresses liggen voornamelijk bij droogte- en temperatuurgevoelige habitats in droge gebieden (woestijnen). Naast haar werk op enkele Crustacea-groepen (Grote Branchiopoda), focust ze ook op enkele andere Arthropoda-groepen, voornamelijk Aranea. Ze is één van de specialisten in de taxonomie, systematiek en ecologie van Noord-Afrikaanse spinnen. Ze beschreef meer dan 30 nieuwe soorten, voornamelijk Dysderidae (Celspinnen) in de Maghreb-regio in het algemeen en in Algerije in het bijzonder. |
Hieronder vallen verschillende soorten webben, die allemaal een open, ruimtelijk en een wat wanordelijk uitzicht hebben.
Zo heb je het galgweb van de Kogelspinnen (Theridiidae), wat bestaat uit wirwar draden en strak gespannen draden tegen het oppervlak. Deze draden hebben kleine druppeltjes kleefstof. Als een kruipend insect hieraan vast komt zitten, schiet de draad los en wordt de prooi van de grond getild. Een ander voorbeeld is het kaardeweb dat ook bestaat uit wirwar draden en gesponnen wordt door de Nachtkaardespinnen (Amaurobiidae). Deze webben kan je vaak tegen muren terugvinden en bevatten geen kleefstof. Wel kamt de spin met de achterpoten de zijde waardoor die heel sterk opgekruld raakt (kaarden). Dit zorgt ervoor dat het web werkt zoals velcro en is een heel efficiënte manier om insecten te strikken. Ook de Grote trilspin, die je vaak in de hoeken van de garage, tuinhuisje of badkamer ziet, maakt een wirwar web.
Galgweb
Kaardeweb
Hangmatwebben lijken wel wat op trechterwebben omdat ze ook een mat-achtig laag hebben, maar die van een hangmatweb heeft niet zo veel lagen. Ook ontbreekt de trechtervormige schuilplaats, de spin is vaak ondersteboven hangend in het web terug te vinden. Net zoals het web van de Gewone doolhofspin heeft een hangmatweb vertikale draden boven de hangmat. Deze dienen om vliegende insecten te onderscheppen en op het web te doen vallen. Dan bijt de spin, die ondersteboven hangt, de prooi door het web. Op een ochtend met veel dauw vallen de hangmatwebben extra op in het gras. Dan pas kan je zien hoeveel het er zijn!
Dit is een eenvoudig, primitief web dat bestaat uit een spinselbuis waaruit verschillende struikeldraden zich uitstrekken. Deze webben worden vaak gemaakt in een spleet in de muur of tussen boomschors. Als een prooi één van de struikeldraden aanraakt, dan schiet de spin snel uit zijn schuilplaats en grijpt de prooi. Door de stervormige positie van de struikeldraden kan de spin ook meteen weten waar de prooi zich bevindt! Dit soort web wordt gemaakt door de Zesoogspinnen (Segestriidae), waarvan de Muurzesoog (Segestria bavarica) een veel voorkomende soort is. Overdag verstopt de spin zich in de spinselbuis, maar ’s nachts zit ze klaar om prooien te overvallen. Dan kun je de voorste poten en een deel van de kop zien!
Trechterwebben zijn horizontale webben die wat op een mat lijken. Aan de achterkant zit een trechtervormige schuilplaats waarin de spin zich verstopt. Als een prooi op het web vastraakt, dan snelt de spin vliegensvlug naar buiten en sleurt de prooi in de trechter. Vaak worden deze webben in een hoek gemaakt en kunnen ze heel groot en opvallend worden. De best bekende trechterwebben zijn die van de huisspinnen, je kan de webben dan ook vaak zien in de hoek van de garage, tuinhuisje, kelder,…
De Gewone doolhofspin, die familie is van de huisspinnen, voegt nog iets extra toe aan haar trechterweb. Vertikale draden waardoor ook vliegende insecten kunnen gevangen worden. Die vliegen tegen de draden en vallen zo op het web. Je kan deze webben in de zomer zien op lage vegetatie, vaak in grote aantallen!
Download nu de App op je smartphone of begin met het openen van de kaart in je browser:
Wil je wetenschappers helpen bij het meten van spinnen? Download de SpinnenSpotterKaart om thuis af te drukken en hou deze in de foto's die je maakt met de SpinnenSpotter app. Met de meetreferentie en de grijswaarden kunnen we de grootte en kleur van je spin of web-observatie beter bepalen. Je kan de kaart ook bestellen op spinnenspotter@UGent.be. Stuur je adres het aantal kaarten die je nodig hebt en we sturen ze op met de post!
Wanneer je de SpinnenSpotterKaart in de buurt van een spin of een spinnenweb houdt, probeer ervoor te zorgen dat een liniaal en één van de grijswaardenschalen zichtbaar zijn in de afbeelding. Probeer de kaart ook zo dicht mogelijk bij de spin te houden. Je kunt meer lezen over hoe je spinnenfoto's kunt maken op onze info pagina!
With the new SpiderSpotter Data Analysis Tool, you can actively participate in generating scientific data! The online interface fetches spider observations live from the Citizen Science App and offers a range of tools to measure the size and the average colour of the spiders. Simply access the Data Analysis Tool and log in with your App account!
You can even select an option to just work with your observations from the App and export your measured data if you want to do your own analysis.